De Witte Mol huisvest momenteel tussen het buntgras en de bremstruiken in de idyllische Galbergen op permanente basis een 120-tal personen met een hersenletsel. Tel daar nog een twintigtal personen – zowel kinderen als volwassenen – bij die er in dagopvang verblijven en daar zou een mens al ruim de handen mee vol hebben, oppert de leek. Maar niets is minder waar, want in de Vennestraat, pal in het Molse centrum, is nu ook een pand voorzien om 19 mensen op te vangen. Veelal mensen die zich beter thuis voelen in het centrum. Dus is inclusie hier duidelijk aan de orde. Sinds twee jaar voorziet de Witte Mol ook in begeleiding aan huis voor kinderen en jongvolwassenen. Daar zijn dagelijks zowat 200 medewerkers — goed voor 120 voltijdse equivalenten — mee in de weer. Zij hebben die speciale klik die in deze sector nodig is.
Paul Caes (62), jij was een kwarteeuw geleden een pionier in deze vorm van dienstverlening?
Paul Caes: “Het was in de periode 1995-1996 dat we in de vzw Stijn opmerkten dat de opvangmogelijkheden in deze regio lager lag dan het gemiddelde. De vzw Stijn wilde uitbreiden dus werd er geopteerd om dat niet in Limburg te doen, maar we lieten ons oog vallen op de provincie Antwerpen. Na contact met wijlen burgemeester Sus Luyten ging alles vlot, zelfs de naam Witte Mol was snel gevonden. In eerste instantie werd gekozen voor 60 plaatsen in de woonopvang en een dagopvang voor minderjarigen. Omdat we, via een eerste berekening, nog wat centjes over hadden, maakten we er meteen vier in plaats van drie opvangtehuizen van. Ondanks een conflict met de aannemer deden we in 1998 huisbezoeken bij potentiële klanten en werkten we heel veel sollicitaties af.”
Wat jullie hier deden was destijds behoorlijk pionieren?
Paul: “In januari 1999 konden we gefaseerd aan de slag met onze leefgroepen. We moesten starten met weinig personeel, maar dat maakte het zo uitdagend. De dynamiek en het enthousiasme spatte er van af. We konden meteen terugvallen op een grote groep vrijwilligers en er was de betrokkenheid van de ouders. Zo konden we onze lijnen altijd maar strakker uitzetten in een streven naar steeds grotere kwaliteit van het zorgaanbod en het afwijken van betreden paden. Het pionieren groeide tot een mature organisatie.”
An Konings (46), in 2007 kreeg jij dan de fakkel in handen. Deed je daarvoor nog iets anders?
An Konings: “Ik studeerde in 2003 af als psycholoog en heb even aan de universiteit gewerkt, maar de academische wereld lag me niet zo. Zo ben ik hier beland en ik doe dit nog altijd enorm graag. Want in onze wereld werken strakke kaders niet meer, flexibiliteit is de norm geworden. Wij moeten buiten de strakke lijntjes durven te kleuren. Onze zorgverleners moeten zorgen voor een warme thuis.”
Met hoeveel mensen werken jullie hier nu en is het makkelijk om nieuwe zorgverstrekkers te vinden?
An: “Op dit moment hebben we zowat 120 mensen in de woonopvang. En we voorzien dagopvang voor een 20-tal volwassenen en kinderen. Sinds twee jaar doen we ook begeleiding aan huis voor kinderen en jongvolwassenen. Daar zetten we tweehonderd werknemers voor in. Daar zijn nogal wat deeltijdsen bij. Want bij ziektes bij begeleiders in de leefgroepen en bij zwangerschappen moeten we mensen schrappen. Ja, het is niet eenvoudig om mensen te vinden. Er vissen er velen in de zorgsector. En de klik om hier te werken moet een speciale zijn!”
Ondertussen is de expertise die jullie – al doende leert men – opgebouwd hebben eigenlijk uniek en baanbrekend?
An: “Tja, wij durven net iets anders. Een grote uitdaging is om meer samen te werken over de grenzen van de eigen organisatie heen. Onze uitdagingen zijn groot, maar onze kracht is ook groot. Ik heb mijn hart verloren aan de Witte Mol waar we er voor elkaar zijn in goede en andere tijden. Maar onze zorg is en blijft de kers op de taart.”
Het zou me verbazen als er met Eefje Van de Weyer ook niet een verblijver het laatste woord kreeg, of vergis ik me?
Eefje Van de Weyer: “Klopt. Ik heb in 2008 een zware hersenbloeding gehad. Ondertussen heb ik mijn leven weer stilaan op de rails. Ook al kreeg ik er in 2018 een heupoperatie bovenop. Hier krijg ik dagelijks te maken met nieuwe uitdagingen, ik moet nieuwe routines aanleren. Al mogen er voor mijn part nog meer activiteiten op mijn pad komen. Maar samen maken we er elke dag het beste van, ook al is dat niet altijd makkelijk. Maar waar een wil is, is een weg. Mijn grote droom is om ooit An boven in haar bureau te gaan begroeten.”